Buizerd

Veldkenmerken: donkerbruin verenkleed; onderkant lichter met donkere banden en strepen; brede vleugels en afgeronde staart in de vlucht; geslachten gelijk. 
Grootte; 51-56 cm 
Nest: beide vogels bouwen een omvangrijk takkennest in een boom; bekleed met bladeren; 
Legtijd: april, begin mei; 2 a 3 eieren worden door beide ouders 36 dagen bebroed; jongen door beide ouders verzorgd, vliegen na 45-50 dagen uit. 
Voedsel: de buizerd voedt zich met kleine zoogdieren, vooral konijn, mol, muis, duiven en spreeuwen, aas, soms regenwormen en insecten. 

Hoog door de lucht zeilend, met trage vleugelsslagen en af en toe zijn klaaglijke, miauwende roep uitend, lijkt de buizerd nogal lui. Maar deze grote vogel zweeft allebehalve doelloos rond; hij speurt de weiden en akkers of heidevelden af, op zoek naar prooidieren, die soms niet groter zijn dan een kever. Zo gauw zijn scherpe ogen een slachtoffer zien, stoot hij toe. Een buizerd is in de vlucht te herkennen aan zijn brede vleugels, die enigszins opwaarts worden gehouden en aan de omgekrulde vleugelpunten. Soms bidt hij met gebogen vleugels in een sterke luchtstroom, soms vouwt hij zijn vleugels dicht en duikt hij naar de grond, voordat hij weer naar boven zeilt. Buizerds hebben het altijd zwaar te verduren gehad; vroeger werden hun nesten verstoord en werden ze afgeschoten, omdat men dacht dat ze schadelijk waren voor het jachtwild. Na een dieptepunt in de jaren zestig, toen landbouwgif zo kwistig werd gebruikt dat alle dieren in de voedselketen erdoor werden vergiftigd, is de stand nu redelijk en vrij stabiel, ondanks vergiftigd aas dat wordt neergelegd. Als een buizerd wordt geplaagd door andere vogels vliegt hij meestal door om zijn kwelgeesten kwijt te raken, maar bij een echte aanval draait hij zich in de lucht om en gaat hij zijn vijand met zijn scherpe klauwen te lijf