Havik

Veldkenmerken: Bovenzijde donkerbruin, lichte streep achter het oog. Onderkant witachtig, dicht bruin gestreept, witte onderstaart, het wijfje is groter dan het mannetje. 
Grootte: 48-61 cm 
Nest: Groot stevig horst, hoog in de boom, van takken bekleed met groene twijgen en veren. 
Legtijd: eind maart-juni; 2 a 4 eieren; worden hoofdzakelijk door wijfje 36 tot 41 bebroed; jongen door beide ouders verzorgd, 


vliegen na 5 tot 6 weken uit. 
Voedsel: de havik voedt zich met vlaamse gaai, konijnen, hazen, eekhoorns, houtduiven en andere middelgrote zoogdieren en vogels. 

Haviken zijn echte bos bewoners, die het open veld vermijden. Bovendien is hij de baas in het bos en versmaadt hij zelfs jonge sperwers niet. Bij hun manier van jagen moeten ze het hebben van de verassingsaanval. Het zijn dan ook buitengewoon goede vliegers, die bij de achtervolging van hun prooi heel wat staaltjes van luchtacrobatiek laten zien. Als een havik toestoot, slaat hij zijn klauwen met zoveel kracht in de hals van zijn slachtoffers dat het op slag dood is. Vooral de wijfjes, die groter en zwaarder zijn dan de mannetjes, hebben een indrukwekkende stootkracht. Vanwege hun voorliefde voor fazanten, patrijzen, hazen en konijnen zijn ze nogal impopulair bij sportjagers. Door bescherming namen ze voor de tweede wereldoorlog toe, maar rond de jaren zestig waren er nauwelijks 15 a 20 paren. Dit was vooral te wijten aan: vermindering van hun biotoop, invloed van landbouwgif en gedeeltelijke aan cladestien afschot en verstoring. Langzaam is er echter veel verbeterd en de broedparen zitten niet meer alleen in het oosten, maar ook in de duinen en zelfs in het poldergebied.